activiteit thema natuur

* Bosexperimenten *

Aan de hand van kleine experimenten en spelletjes leren we het bos beter kennen!

 3-6 jaar   1 uur

benodigdheden

  • Kastanjes (activiteit 1)
  • Keukenrollen (activiteit 1)
  • Bladeren (activiteit 2)
  • Hoepel (activiteit 2)
  • Voorwerpen uit het bos (activiteit 3)

bron

Deze activiteit werd ontwikkeld voor het sport-wetenschapskamp "De bende van het bos".

download de fiche

verloop

Knikkeren met kastanjes

Indien er meerdere begeleiders zijn kunnen de kleuters voor deze activiteit ingedeeld worden in groepjes. We gaan knikkeren en gebruiken hiervoor een keukenrol en kastanjes. De snelheid van de kastanjes kan aangepast worden met behulp van de keukenrol (hoe groter de helling van de keukenrol, hoe sneller de kastanje zal rollen). Laat de kleuters hier eerst wat mee experimenteren en laat ze vervolgens mikken naar een bepaald doel: bv.diertjes van Lego.

Wedstrijdje bladeren gooien

Soms kan het handig zijn in het bos om een dik en zacht bladertapijt te hebben waar je even kan op uitrusten tijdens een boswandeling. Bladeren zijn erg licht, hierdoor kunnen ze bij de minste wind helemaal een andere kant opgaan dan de plaats waar we ons bladertapijt willen hebben. Laat iedereen bladeren verzamelen. Om de beurt proberen we zoveel mogelijk bladeren in een hoepel te laten vallen wanneer we rechtstaan. Wanneer dit goed lukt, proberen we het eens vanop een stoel! Belanden alle blaadjes in de hoepel?

Voel-experiment

Dit experiment is extra leuk als je het in het bos zelf kan doen. Elk kindje gaat in het bos op zoek naar een voorwerp: dit kan een steentje zijn, een beukennootje, een takje, een blaadje, ...Deze voorwerpen worden in het midden van een kring verzameld. De kinderen vormen een kring rond deze voorwerpen en zetten zich neer. Eén voor één mogen de kinderen een voorwerp kiezen en het verstoppen achter hun rug. Wanneer een voorwerp wordt uitgekozen, sluiten de andere kinderen hun ogen. We doen dit zo tot wanneer elk kindje een voorwerp heeft achter z'n rug. Wanneer de begeleider een sein geeft, worden de voorwerpen doorgegeven achter de rug in wijzerszin. Wanneer de begeleiding "stop" roept, mag elk kindje voelen achter z'n rug en raden wat hij/zij vastheeft.